maandag 2 april 2012

Janneke Heimweg: Vaagheid in Geschrifte


Dit is een verhaal uit het Boekenweekproject 'Vriendschap en andere ongemakken' van dewebschrijvers.nl 

Vaagheid in Geschrifte
door Janneke Heimweg


‘Nog vijf minuten.’
‘Meneer pedel, mijn paranimf primus is er nog niet. Ik kan niet zonder haar!’
Maar de pedel is alweer vertrokken.
Judith grijpt nogmaals haar gsm en drukt de herhaaltoets stevig in. Terwijl ze Maurits, haar tweede paranimf, strak aankijkt, luistert ze naar de kiestoon.
‘Dit is de voicemail van Ellen, doe je boodschap na de piep.’

‘Dit kan toch niet! Waar is ze? Uitgerekend vandaag. Ze had gisteravond gewoon met me mee moeten gaan. Jij ging toch ook op tijd naar huis? Bovendien, Peter en Floris zouden op haar letten. Al die feuten om haar heen, ze denkt nog steeds dat ze twintig is. Toen ik wegging uit ‘Shadrak’ stond ze met zo’n bruingekrulde labrador te praten. En nog een wodka voor madame en nog een.’ Judith haalt haar neus op.
‘We zullen zonder haar moeten beginnen.’ Maurits reikt een tissue aan en kijkt op zijn horloge. Er wordt geklopt, de pedel opent voorzichtig de deur en sluipt naar binnen. ‘Mevrouw?’ Judith staat op en kijkt de man aan.
‘We gaan beginnen.’
Stromende regen. Het spatbord rammelt, de ketting schuurt langs de trapas, regenwater spat op tegen haar rug. Staand op de trappers gaat ze het gevecht aan met haar verzuurde benen. Nog vijf minuten! Het is ongelofelijk wat er nu gebeurt. Het belangrijkste moment in het leven van haar beste vriendin. En zij, haar boezemvriendin, is te laat. Ze zou Judith helpen met aankleden en de laatste make-up.
Nu fietst ze hier over de Grote Markt, voor haar vriendin; op iets dat een fiets heet, geleend van iemand zonder naam. Een jonge knul die haar een broodje pindakaas toestopte toen ze zonet haastig haar kleren van zijn vloer raapte.
Gisteravond. Als ze niet zo’n beroerde timing had, dan zouden zij en Judith er hard om lachen. Samen zouden ze de laatste avond van Judith als doctorandus afsluiten. De afspraak was een borrel op het terras en daarna, op dezelfde dag dus, naar bed. Ze herinnert zich vaag hoe Judith haar aankeek toen Ellen zei dat ze in Café ‘Het Feest’ wou blijven. Die jongen met zijn gladgeschoren schedel en wilde baard bestelde net een nieuwe ronde whisky. Judith had aan haar arm getrokken en haar gesmeekt mee naar huis te gaan. Maar de whisky en de jongen hadden haar toegelachen. Ze ziet nog voor zich hoe Judith wild haar jas aantrok en met grote passen de draaideur instapte.
Regenwater sijpelt tussen haar wimpers door. Haar glittertopje is gisteravond te hard uitgetrokken, een schouderbandje plakt aan haar decolleté. Judith zal het rokkostuum wel voor haar hebben meegenomen, ze denkt altijd overal aan.
‘Moet jij nu voor of achter mij staan?’ Judith kijkt van Maurits naar de pedel.
‘Wat u wilt mevrouw, normaal staat de paranimf primus voor de promovendus en de paranimf secundus daarachter. Maar in dit geval…’
‘Ik ga voorop.’ Maurits springt op en gaat achter de pedel staan, Judith volgt.
‘Als ze nu niet komt, hoef ik haar nooit meer te zien. Heb ik eindelijk eens een echte vriendin.’
‘Heb je gehoord van die promovendus vorige week in Leiden? Die door de spanning flauw viel en de zaal werd uitgedragen.’
‘Hou op, ik wil het niet weten.’ Judith snuit haar neus.
 Ellen racet voor café ‘de Drie Gezusters’ langs, zet nog eens stevig aan en klapt met de zachte voorband de stoep op richting de Vismarkt. De voorlamp die met de kop naar beneden hing klettert op de kasseien. Slingerend komt ze weer op gang en slalomt tussen de duiven door.
Nog drie minuten, dan gaat de pedel Judith voor naar de aula van het Academiegebouw. Ellen weet dat het College van Decanen dan al in een rij naar binnen is gekomen. Rechtop, vaak grijnzend om hun eigen poppenkast, schuifelt de in toga geklede groep naar binnen en neemt plaats in de corona. De baretten worden op de tafel gelegd, hier en daar wordt naar elkaar geknikt.
Voorbij het ‘Newscafé’ rechtsaf de Waagstraat in, nog even. Haar telefoon gaat. Judith. Ze buigt naar voren en graait in haar handtas die aan het stuur bungelt.
‘Hé, kijk uit!’ Ellen kijkt op, remt af en probeert weer in rechte baan te komen. Het verbaast haar dat ze op haar leeftijd en in deze toestand zo snel fietst. Haar vriendschap staat op het spel. Waarom bedacht ze zich dat gisteravond niet. En dan nog zo’n jonge student oppikken. Stom eigenlijk, haar studententijd is notabene al twintig jaar geleden.
De telefoon zwijgt, Judith zal wat inspreken. Zij had natuurlijk ook kunnen blijven gisteravond. En niet zo oerburgerlijk vroeg naar bed gaan. Meestal bewonderde ze die discipline in haar vriendin. De twaalfurige werkdagen en het weekend doorwerken hadden haar nu gebracht tot deze promotie. Judith verwacht cum laude.
Ellen zal altijd doctorandus blijven. Zij houdt te veel van het leven.
Ze was verrast toen juist zij werd gevraagd als paranimf. Judith heeft zoveel goede vriendinnen.

Het Academiegebouw, eindelijk. Ze stuitert over de keien, het zadel brandt in haar kruis. Met krakende remmen komt ze tot stilstand, gooit de fiets tegen de muur van de UB en rent tussen de fietsenrekken door de gladde trappen op. 
‘Dames en heren, de Promovendus.’
De genodigden staan op, Judith en Maurits schrijden door het middengangpad naar de corona. Ze buigen naar de geleerden en gaan zitten; Judith op de stoel achter de kleine tafel, Maurits op zijn stoel vooraan, met zijn gezicht naar Judith toe. De stoel naast hem blijft leeg.
 Haar gympen soppen op de plavuizen, ze sprint de trap op, vliegt de hoek om en rukt de deur van de aula open.
‘Ik ben er, jullie kunnen beginnen’, gilt ze door de zaal en wurmt zich langs de pedel naar voren. Ze hijst haar doorweekte broek op en zwiept haar natte haren uit haar gezicht.
‘Succes lieverd, je kunt het’, grijnst ze Judith toe.
Judith slaat haar proefschrift dicht, staat op en beent zwijgend de zaal uit. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten